donderdag 5 november 2015

Column Leeuwis: Het luikje bij de afhaalchinees



Het leven zit vol met grote vraagstukken. Bestaat het monster van Loch Ness? Verdwijnen er écht schepen en vliegtuigen in de Bermuda driehoek? Wie zit er in het pak van Pino uit Sesamstraat? Maar, het mysterie waar iedereen zijn hoofd over breekt: wat gebeurt er achter het luikje bij de afhaalchinees?



Onze Nederlandse cultuur is iets om trots op te zijn. Cultureel erfgoed moeten we koesteren. Niet zomaar te grabbel gooien. Mensen met een ‘Proud to be Dutch-stickertje’ op hun bumper, die snap ik helemaal. Neem nou de rijke Hollandse keuken. Overal waar je komt in ons prachtige landje, zelfs in het allerkleinste gehucht, is wel een Chinees te vinden. Prachtig is dat. Typisch Hollands. Ik heb de Chinees altijd fascinerend gevonden. Ruim driekwart van het restaurant blijft onbenut. Er staan wel keurig gedekte tafels, alsof er een enorme drukte wordt verwacht. Klaar om een dozijn uitgehongerde rugbyteams te verzadigen. Maar die tafels blijven vrijwel helemaal leeg. De plek waar het allemaal gebeurt bij de Chinees, dat is natuurlijk aan de andere kant van de vijver met koikarpers, te bereiken via het bruggetje: de afhaalbalie.

Wonderlijk, dat is het eigenlijk wel. U moet weten, ik kom graag bij het afhaal gedeelte. Er hangt over het algemeen een oase van rust in deze toko’s, je bladert de leesmap -die steevast een maand of acht achterloopt- eens door, je bestudeert het met bontgekleurde vissen gevulde aquarium, je keuvelt wat met de gasten en voor dat je het weet staat er een authentieke portie Chinees voedsel voor je klaar. Ik zou me kunnen inbeelden dat vrouwen voor dit soort praktijken wekelijks bij de kapper zitten, op dat Chinese eten en het aquarium na dan.

U snapt dus wel dat een bak afhaalvoer halen bij de lokale Lange Muur voor mij een soort van ontspanningsoefening is. Regelmatig kom ik er dan ook weer helemaal zen vandaan. Deze tipan-therapie wordt echter zo nu en dan ruw verstoord door een tsunami van aanzwellende Aziatische druktemakers die iets onverstaanbaar achter de door hun zojuist gevulde witte bakjes met afhaalchinees blèren. Nou ja, onverstaanbaar. Daarmee bedoel ik dat ik geen idee heb wat ze zeggen, mijn Chinees/Mandarijnse talenknobbel reikt namelijk niet veel verder dan kroepoek en kipsaté. Maar het lijkt er op dat ze meer bezig zijn met een familieruzie of kung-fu dan met foe-young-hai.

En die momenten, die keren dat ‘het’ luikje open en dicht gaat, die boeien mij tot in absurde proporties. Wat Bonnie St Clair heeft met wodka, heb ik met dit luikje. Als kleine jongen stond ik als betoverd bij de afhaalbalie te staren naar het doorgeefluikje. Een prachtig principe. Niks open keuken, klapdeuren of andere on-Hollandse halfbakken oplossingen. Het doorgeefluik was een ware attractie. Net als in de Efteling, je kon er minutenlang naar staren en je had geen idee wanneer het bruut werd opengezwaaid en de kok zijn showtje weg zou geven. Een showtje in een onverstaanbare taal. Bang om niet gehoord te worden schreeuwde hij zijn boodschap veel te hard de afhaalbalie in. Tijdens het doorschuiven van de bestelling maakte hij ook nog eens drukke gebaren door dat veel te kleine luikje. Zo rap als hij verscheen, zo plotseling was hij ook weer verdwenen. Pats. Luikje dicht. De ruw onderbroken rust aan de afhaalbalie was teruggekeerd.

Het tweekoppige personeel van de afhaalbalie reageerde onbewogen. De Chinese dame, keurig gekleed, staarde naar buiten, onverstoord met de armen over elkaar. Wachtend op het vervolg van haar enige toegewezen taak: het opnemen van nieuwe bestellingen. Haar mannelijke collega tuurde naar een stukje papier en tikte geconcentreerd met een pen alle bestellingen af. Alsof het luikje en de daarachter schuilende hectiek niet bestonden.

Op dat moment werd het altijd spannend. Niemand van de wachtende klandizie aan de afhaalbalie wist voor wie de zojuist doorgegeven bestelling was. Gesprekken werden onderbroken en de aandacht richtte zich op de jongeman achter de balie. Bij minder vaste klanten maakte hij luidkeels een opsomming van de bestelling, waarna niet jij, maar natuurlijk degene die na jou heeft besteld zijn zak chinees mee naar huis kan nemen.

Oké, lieve mensen, let op. Ik heb namelijk een theorie van wát er in werkelijkheid achter dit inmiddels befaamde luikje plaats zou kunnen vinden: Niks. Helemaal niks. Ja, er staat een Chinees kereltje, maar die hebben ze ingehuurd via een uitzendbureau. Het eten komt gewoon uit de magnetron, waarom denkt u anders dat een magnetron ‘Ping’ zegt? Daarom. De kerel die ze inhuren heet altijd Ping. En als de magnetron ‘Ping’ doet, dan weet Ping dat ‘ie het eten uit de magnetron moet halen. Voor de vorm laat Ping wel eens een kip via het luikje ontsnappen, vinden die domme Hollanders leuk, maar verder gebeurt er niet zo veel.

Dan volgde de onvermijdelijke vraag of je er “sambal bij” wilde. Daar zijn boeken over volgeschreven. Ik ken iemand die altijd “Ja,” antwoordt maar deze sambal thuis weggooit. De reden is dat deze stakker thuis veel lekkerdere en hetere sambal heeft liggen. Die eet hij dus liever. Maar hij wil niet dat de overige wachtende mensen denken dat hij een mietje is. Een loser die Chinees eet zonder sambal. Dus daarom neemt hij elke keer sambal mee, om het thuis in de prullenbak te gooien. Maar de oer-Hollandse benadering is natuurlijk veel simpeler. Je krijgt de sambal gratis bij je bestelling dus je neemt het gewoon mee. Sambal in een plastic potje geniet de voorkeur. Sambal in het puntje van een boterhammenzakje, met daarboven een knoopje, dat wordt gegarandeerd een kliederboel.


bron: Nick Hoekman / Raaskal

Geen opmerkingen:

Een reactie posten